Is taal te groot voor het basisonderwijs?

Je kan tegenwoordig geen krant meer openslaan zonder een joekel van een spelfout tegen te komen. In berichten van serieuze (althans, ik neem de overheid nog altijd serieus) instanties, spatten de spelfouten van het scherm in mijn gezicht. Onlangs ontving ik een bericht van mijn echtscheidingsadvocaat: drie spelfouten in een brief van vier alinea’s. Het valt me op dat spelfouten heel normaal gevonden worden.

Zelf ben ik zeker niet zuiver van deze blaam. Ik lees mijn berichten nog een keer door alvorens ze te verzenden en doe dat zelfs bij mijn appjes, maar ik beschouw me niet als een taalnazi. Vergissen is menselijk, net als fouten maken. Of je nu advocaat bent of vakken vult bij de Albert Heijn.

Is taal te groot voor het basisonderwijs

Het zet me wel aan het denken. Wat zegt dit over taalonderwijs op scholen? Niet zelden ontvang ik berichten van leerkrachten en directies, waarin de ene na de andere fout staat. Dan zou je zeggen dat school juist de plek is waar die taalfouten afgeleerd moeten worden?

Ik heb me hier eens grondig in verdiept en vraag me sindsdien af of het vak taal wellicht te groot is voor het basisonderwijs.

 

Taal als vak

Taal wordt op school gezien als vak. Maar eigenlijk is het veel meer dan dat. Wat doen kinderen op school? Rekenen en taal, is dan vaak het antwoord. Rekenen doen ze een uur per dag en voor taal is zo’n anderhalf uur gereserveerd.

Maar eigenlijk is taal niet zomaar een vak, maar eerder een paraplu. In gesprek met leerkrachten en bladerend door handleidingen van de taalmethodes, kan ik deze opsomming maken van ‘deelvakken’ onder taal:

  • Schrijven en stellen
  • Spreken en luisteren
  • Begrijpend lezen en tekstbegrip
  • Studievaardigheden
  • Woordenschat

En dan hebben we onder het vak spelling (onderdeel van taal!) ook nog eens deze verdeling:

  • Spelling van niet-werkwoorden
  • Spelling van werkwoorden
  • Grammatica
  • Zinsontleding

Dit zijn veel deeldomeinen. De advocaat die de zin “u word om 9.00 uur verwacht op het kantoor en kunt zich meldden bij mevrouw Janssen” schrijft maakt fouten die terug te voeren zijn naar de spelling van werkwoorden. Maar dat is slechts één van de negen domeinen waar op de basisschool aan gewerkt wordt!

 

Verdeling van deeldomeinen

Als we kijken naar de verdeling van de deeldomeinen, kunnen we zien dat er per onderdeel maar weinig tijd over blijft. Ik heb eens in een willekeurige planning gekeken en dan zie je het volgende:

Maandag: 30 minuten spelling niet-werkwoorden + taal: woordenschat

Dinsdag: 30 minuten spelling niet-werkwoorden (herhaling) + taal: spreken en luisteren

Woensdag: 30 minuten spelling werkwoorden + taal: stellen

Donderdag: 30 minuten spelling werkwoorden (herhaling) + taal: begrijpend lezen

Vrijdag: 30 minuten spelling (herhaling maandag tot en met donderdag) + taal: woordenschat

 

In deze week komen veel domeinen niet aan bod, maar het betekent ook dat er in een lesweek slechts 45 minuten aandacht aan begrijpend lezen wordt geschonken (en 90 minuten aan woordenschat). Begrijpend lezen is, voor de goede orde, een belangrijk onderdeel op de Cito-toetsen. Het weegt in de bovenbouw zwaar mee bij het schooladvies. Maar wanneer leren kinderen over samenvatten van teksten, conclusies trekken, signaalwoorden, verwijswoorden, feiten en meningen? Eens in de week is er voor al die deelonderwerpen van begrijpend lezen slechts 45 minuten tijd.

 

Te groot

In gesprek met schoolleiders blijkt dat de kinderen de hele dag druk zijn. Natuurlijk met rekenen (circa 1 uur), spelling (circa 30 minuten tot drie kwartier) en taal (drie kwartier), maar daarnaast doen ze ook aan wereldverkenning (wereldoriëntatie), The Leader in Me (iets van Covey), hebben ze klassentaken en een portfolio (waarin ze hun werkhouding bijhouden en toetsen, zo’n 15 tot 30 minuten per dag), een weektaak (om ze zelfstandig te maken), gymlessen (twee keer een uur in de week), unitwerk (waarbij ze naar keuze anderhalf uur mogen haken, dansen, yoga mogen doen, theezakjes vouwen of een toneelstukje opvoeren). Oh ja, zeker in de zomer vervallen de reguliere reken- en taallessen om buitenlessen te promoten. Ze doen dan spelletjes, zoals estafettes, om tot leren te komen.

 

Conclusie

Persoonlijk zou ik een strenge en saaie schoolleider zijn, want ik zou alles eruit gooien en per dag minstens twee uur aan taalonderwijs besteden. ’s Middags wat wereldoriëntatie (ook taal) en hooguit op vrijdag middag een leuke tekenopdracht of buitenspelactiviteit. Maar als je dit zo leest en beschouwt, spreekt het toch voor zich dat zelfs de advocaat niet meer fatsoenlijk kan spellen? Die heeft dat gewoon nooit geleerd!

We leven in een andere tijd dan toen ik zelf naar school ging. Persoonlijke ontplooiing heeft de plaats van kale schoolvakken ingenomen. Daardoor is het vak taal nu vele malen te groot om door de basisschool gedragen te worden.

 

NB: Uiteraard brand ik me – zeker door mijn inleiding – aan dit onderwerp als ik een spelfout in dit artikel achterhaal. Dit is dan ook het enige artikel dat ik heel veel heb herlezen. Toch nog een fout? Attendeer me er zeker op!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Uncategorized

Cito-toets oefenen

Er is een tweedeling tussen ouders en leerkrachten die openstaan voor oefenen voor de Cito-toetsen en ouders en leerkrachten die dat not done vinden. Het is een feit dat – zeker door het toenemende lerarentekort – er grotere achterstanden in het basisonderwijs zijn dan ooit tevoren. Ouders die kiezen om de Cito-toetsen (want het gaat uiteindelijk om die toetsen in het primair onderwijs) te oefenen doen dat vaak ook omdat er al sprake van achterstanden is en zij niet willen dat hun kinderen de dupe van het onderwijstekort worden. Er valt wat voor te zeggen.

Tegenstanders vinden oefenen “niet eerlijk” en maken het dat er ongelijkheid wordt gecreëerd, omdat niet alle ouders het redelijk prijzige oefenmateriaal voor Cito kunnen betalen (en de goedkopere alternatieven bereiden weer niet goed voor).

Het is lastig om deze kwestie te beoordelen, omdat er veel verschillende visies over zijn. In dit artikel willen we duidelijkheid schetsen en nemen we geen standpunt in.

Cito-toets oefenen

Cito-toetsen vanaf groep 3

Vanaf groep 3 worden de Cito-toetsen afgenomen. Soms ook al eerder in de kleuterklassen, maar vaak vanaf groep 3. Die toetsen gaan dan ook meetellen en worden met ouders besproken en dienen voor leerkrachten als beginsituatie voor hun handelingen.

Daar kun je van vinden wat je wil, maar dat zijn feiten. Cito-toetsen zijn onafhankelijke meetinstrumenten die heel gedetailleerd in kaart kunnen brengen wat kinderen wel en niet kunnen. Daarmee geven ze heel veel handvaten voor de leerkrachten, want die kunnen (al dan niet met behulp van automatische analyses) precies bepalen wat een afzonderlijk kind beheerst en wat niet.

Dat begint al in groep 3. Dat betekent dat je vanaf groep 3 ook al in de V-groep terecht kunt komen (de groep van slechts scorende kinderen). Het is een feit dat er weinig kinderen die in groep 3 V’s scoren voor rekenen en woordenschat, daar nog uitkomen. Het kan, maar het gebeurt zelden. Niet gek dus dat er ook voor groep 3 boeken zijn om de Cito-toets te oefenen

 

Goed onderwijs doet resultaten verhogen

Nu is het zo dat een Cito-score voor leerkrachten heel veel informatie geeft. Een kind dat in groep 3 een V scoort hoeft echter niet een volgende toets een I te scoren. Zo denken leerkrachten ook niet. Een score geeft het niveau aan. En zolang er groei is in het niveau, is het goed. Een kind kan dus prima een V achter elkaar scoren en toch groeien. Er wordt niet voor niets gesproken van zowel hoge V’s (de V die al bijna een IV wordt) en lage V’s (de V die helemaal onderaan bungelt).

Leerkrachten willen een stijgende lijn zien. Als die stijgende lijn zich alleen in de V plaatsvindt en geen III wordt, is dat niet erg. Ouders denken daar vaak anders over, want die weten dat de Cito-scores vroeg of laat een niveau voor het vervolgonderwijs aan gaan wijzen. Een I score wijst namelijk naar het vwo en een III score is meer voor tl (vmbo), waar een V score richting vmbo-basis of zelfs praktijkonderwijs kan gaan.

overzicht niveaus Cito

Groei op niveau van kind

Voor de duidelijkheid: scholen gebruiken de Cito-scores en hebben het doel om uit ieder kind het beste te halen, maar niet de ambitie om elk kind naar het atheneum te sturen. Scoort een kind in groep 3 en 4 steeds IV en V-scores? Prima. Zolang er groei is is er sprake van vooruitgang. Er zal geen leerkracht zijn die zichzelf tot doel stelt om dit kind de volgende toets een I te laten scoren.

 

Eerlijke kansen

En dan zijn we weer terug bij een belangrijk punt van deze discussie. Krijgen alle kinderen eerlijke kansen als ze op een V beginnen en niet meer kunnen groeien? Of mag je ze als ouder een handje helpen? Er zijn immers al vanaf groep 3 oefenboeken van hoge kwaliteit beschikbaar, die precies naast de toetsen van Cito passen en daar ook zeer goed op voorbereiden. Maar daar hangt dan ook wel een prijskaartje aan. Niet iedereen kan en wil dat betalen om Cito-toetsen voor te bereiden (zeker niet als je in groep 3 begint en wil blijven oefenen tot groep 8). Wat dat betreft is er nog veel te verbeteren in het onderwijs als het om eerlijke kansen gaat. Niet alleen eerlijke kansen bij een eerste Cito-toets, want je zou maar een slechte dag hebben of niet gewend zijn aan deze toetsvorm en onder je niveau scoren! Maar ook om oefenen voor Cito-toetsen mogelijk te maken voor iedereen.

 

Conclusie

Ouders willen het beste voor hun kind in het onderwijs. Zeker nu het onderwijs er slechter aan toe is dan ooit, met veel uitval en weinig toestroom van leerkrachten, zijn verschillen in achtergrond en cultuur bepalend voor hoe de ontwikkeling van kinderen zich ontwikkelt. Een pijnlijke constatering, maar helaas wel de realiteit.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Cito

Beter in spelling met buitenlessen

Waarom zou je binnen les geven als het ook buiten kan? Buitenlessen zijn tegenwoordig helemaal in en onderzoek wijst uit dat kinderen hier (minstens zo) goed van leren.

De aanpassingen zijn vaak klein en wie het goed aanpakt kan nog vele keren teren van het buiten leren! In dit artikel leggen we je uit wat buitenlessen betekenen en hoe je een les spelling buiten organiseert.

 

Buiten les krijgen

Er is veel onderzoek gedaan naar het effect van buitenlessen. Volgens onderzoek zou een ideale verdeling 75% binnen en 25% buiten zijn. Maar dan moet je natuurlijk wel lessen hebben die zich goed lenen voor buiten.

We helpen je graag op weg door een aantal suggesties te doen voor lessen spelling.

 

Spelling

Spelling is een vak dat je makkelijk van binnen naar buiten verplaatst. Je hebt er weinig bij nodig en kunt toch op een leuke manier een les geven. We geven je hieronder enkele suggesties.

 

1 Dictee-estafette

Stel de klas op in groepjes van 5 kinderen. Zet ze naast elkaar op een starpunt. Ga zelf bij een eindpunt staan of leg bij ieder eindpunt een klappetje met woorden neer. De kinderen rennen in een estafettevorm naar de overkant van het plein, nemen het woord mee dat er staat (of horen dat van jou) en rennen dat op. Daar schrijft een ander het woord op.

Zo wordt een reeks van 10 tot 15 woorden als dictee afgenomen in een estafettevorm.

Buitenlessen spelling

2 Stoepkrijten

Een dictee kun je ook goed laten stoepkrijten. Ieder kind (of ieder groepje) krijgt een krijtje en schrijft (beurtelings) een woord uit het dictee op. Vervolgens schuiven ze een vakje op en controleren ze het werk van een ander groepje.

 

3 Categorieën koppelen

Ben je bezig met categoriewoorden? Ook daar kun je heel leuk een buitenactiviteit mee doen. Print kaartjes uit en schrijf de categorie erop (bijvoorbeeld: Engels leenwoord, langermaakwoord, woord met ei, woord met ij). Hang deze categorieën op verstopplekken op en rond het schoolplein. De kinderen krijgen een leeg papiertje met tien cijfers (net zoveel cijfers als categorieën je hebt opgehangen). Zij moeten eerst de categorieën gaan zoeken en daarna zoveel mogelijk woorden bij elke categorie bedenken en opschrijven. Welk groepje heeft de meeste?

 

4 Woorden sprokkelen

Maak een opzetje waarbij de kinderen verdeeld zijn in vijf of zes groepjes. Ze bevinden zich nu in een cirkel. In het midden ligt een hoopje met kaartjes. Op elk kaartje is een woord geschreven.

De kinderen moeten naar het midden rennen, een kaartje omdraaien en dit woord op hun plek opschrijven. Zet een timer en bekijk wie er na afloop de meeste woorden goed geschreven heeft.

 

Belangrijk!

Hierbij heb je vier leuke activiteiten om je buitenlessen vorm te gaan geven. Maar houd wel voor ogen dat je met spelling bezig bent. Daarom even deze belangrijke reminders:

  • Een woord moet goed gespeld worden. Zo niet, dan moet het over worden geschreven. Op die manier leren kinderen het goede woordbeeld aan (overschrijven is een leermoment, geen straf!)
  • Laat kinderen zoveel mogelijk verwoorden hoe ze gedacht hebben. Welke regels hanteren ze en hoe luiden die regels? Maak ze bewust van wat ze aan het doen zijn.
  • Koppel doelen altijd terug, aan het begin en het einde van de les. Zorg dus ook dat kinderen structuur ervaren in een buitenles. Er zijn momenten waarop gerend en gespeeld mag worden, maar ook momenten waarop er actief instructie wordt gegeven of een terugkoppeling volgt.

 

Veel spe(e)lplezier!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Hacks

Oefenen met klokkijken

Vanaf groep 3 leren kinderen klokkijken. Dit begint op een analoge klok. Later pas, in groep 5, zal de vertaling naar een digitale klok plaatsvinden.

Het leren klokkijken is voor de meeste kinderen een behoorlijk pittige opgave. Maar oefening baart kunst en op internet zijn tal van manieren te vinden om het klokkijken te oefenen.

Wij helpen graag mee. Daarom hebben we een klok ontworpen die je makkelijk uit kunt knippen en kunt gebruiken. Splitpen door de wijzers en klaar om aan de slag te gaan.

 

Download de klok

Onze eenvoudige klok vind je hier. Download het PDF-bestand en print de klok uit. Knip de wijzers uit en maak ze met een splitpen vast aan de klok. Vind je de klok te saai? Geef er dan een leuk kleurtje aan of laat je kind de klok versieren.

 

Wat moet mijn kind kennen?

Voor we oefeningen delen waarmee je klokkijken kunt trainen, delen we eerst de doelen voor groep 3, 4 en 5 met het oog op klokkijken. Zo weet je precies wat er aan het eind van elke groep van je zoon of dochter verwacht wordt.

Groep 3

  • Benoemen van hele uren (vijf uur, vier uur, twaalf uur)
  • Benoemen van halve uren (half vier, half zes, half elf)

Groep 4

  • Vaardigheden uit groep 3
  • Benoemen van kwartieren voor en over (kwart voor vier, kwart over negen)
  • Begrippen “tien voor”, “tien over” en “vijf voor”, “vijf over”
  • Hele klok (elf voor drie, twee voor half zes)

Groep 5

  • Vaardigheden uit groep 4
  • Vertaling naar digitale klok (vier uur is zowel 4:00 als 16:00 uur)

Klokkijken moeilijk

Oefeningen

Nu je weet wat je kind in elke groep moet kennen, kunnen we starten met het delen van oefeningen aan de hand van de klok die je hebt geknutseld. Per groep hebben we enkele eenvoudig uit te voeren oefeningen.

Klokkijken groep 3

1 Zet de klok op een heel uur of half uur en vraag hoe laat het is.

2 Zet de klok op een heel uur of half uur en vraag hoe laat het over een uur of half uur zal zijn.

3 Zet de klok op een heel uur of half uur en vraag hoe laat het een uur of half uur geleden was.

4 Schrijf drie of vier tijden op een blaadje en laat je kind bepalen wat de juiste volgorde is.

Klokkijken groep 4

1 Zet de klok op een heel uur, half uur, kwartier voor of over en vraag hoe laat het is.

2 Zet de klok op een heel uur, half uur, kwartier voor of over en vraag hoe laat het over een kwartier zal zijn of een kwartier geleden was.

3 Zet de klok op een precieze tijd en vraag hoe laat het is.

4 Zet de klok op een precieze tijd en vraag hoe lang het nog duurt tot een half uur of heel uur.

Klokkijken groep 5

1 Zet de klok op een precieze tijd en vraag om zowel de analoge als digitale tijd.

2 Zet de klok op een precieze tijd en vraag hoe laat het over 12, 13 of 14 minuten is.

 

Blijft klokkijken moeilijk?

Blijft klokkijken toch een opgave voor je kind? Ga dan in overleg met de leerkracht. Hij of zij kan precies vertellen wat er op school aan klokkijken gebeurt en wat je als ouder bij kunt dragen om het klokkijken te verbeteren.

 

Beste oefenboeken voor groep 6

Groep 6 is een belangrijk leerjaar. Het is de definitieve overgang van de midden- naar de bovenbouw. Ook gaan de Cito-toetsen die in groep 6 worden gemaakt meetellen bij het voorlopig schooladvies in groep 7 en het definitieve eindadvies in groep 8.

In groep 6 krijgen leerlingen veel nieuwe vaardigheden aangereikt. Het rekenen met breuken gaat behoorlijk de diepte in, werkwoordspelling en grammatica gaan een zeer belangrijke rol spelen binnen de spellinglessen en er wordt verwacht dat kinderen in groep 6 met meer begrip een tekst kunnen lezen (begrijpend en studerend lezen).

Al die vaardigheden  gaan de meeste kinderen niet in de koude kleren zitten. Groep 6 is het jaar waarin vaak nog gedoubleerd wordt (wat in groep 7 nauwelijks en in groep 8 niet meer gebeurt). Een achterstand in groep 6 is zo opgelopen.

Thuis kiezen ouders er dan ook steeds vaker voor hun kind te ondersteunen. Bijvoorbeeld aan de hand van oefenboeken voor de Cito-toets in groep 6. Hoe goed is dat? Welke nadelen en welke voordelen kleven eraan?

 

Cito M6 en E6

Twee momenten zijn in groep 6 erg belangrijk. De M6 Cito-toets wordt in januari afgenomen. De E6 Cito-toets wordt in mei afgenomen. Deze twee toetsen geven de leerkrachten een soort van tussenstand van het leren van hun kinderen.

De scores op deze toetsen (binnen de nieuwe lichting Cito-toetsen variërend van een V tot een I, waarbij V laag is en I hoog) worden genoteerd in het leerlingvolgsysteem en helpen de leerkrachten een advies te bepalen met het oog op de middelbare school.

De Cito-toetsen vinden plaats op de vakgebieden rekenen, spelling, begrijpend lezen en woordenschat. Ook technisch lezen (DMT) wordt nog getoetst.

Cito groep 6 midden
Voorbeeld van een (ouder) oefenboekje voor de Cito-toets Rekenen-Wiskunde in groep 6.

Achterstanden en Cito-toetsen

Er wordt veel achterstand geconstateerd in groep 6. Dat is niet zo verwonderlijk, want de meeste kinderen moeten hard werken om alle lesstof in groep 6 tot zich te nemen. Een achterstand is soms nog op tijd in te lopen door extra werk, maar soms blijven kinderen achter de feiten aanlopen.

Het gebeurt dan ook niet zelden dat ouders – al dan niet in overleg met de groepsleerkracht – een bijlesbureau inschakelen om hun kinderen te helpen de achterstanden in te halen.

Ook kan het zijn dat ouders het bijlesbureau links laten liggen en zelf oefenboeken bestellen om met de kinderen aan de slag te gaan.

 

Voordelen en nadelen

Thuis oefenen voor de Cito-toetsen M6 en E6 met je kind heeft voordelen, maar ook nadelen. De belangrijkste zetten we hieronder voor je op een rijtje.

Voordelen

  • Door te oefenen kan een kind vaardigheden aanscherpen en verbeteren. Het kan zijn dat de tijd op school te weinig was om de vaardigheden eigen te maken en dat thuis oefenen helpt om dat alsnog te doen.
  • Het oefenen geeft zelfvertrouwen.
  • Ouders krijgen zicht op het leren van hun kind en kunnen desnoods (in overleg met de leerkracht) bijsturen.
  • In de tijd van enorme lerarentekorten zijn ouders en kinderen er meer zeker van dat een kind niets tekort zal komen op het cognitieve vak als er een goed oefenboek wordt aangeschaft.
  • Een goed oefenboek kan parallel lopen aan de leerstof. Met andere woorden: thuis wordt nog even extra gekeken naar de puntjes die op school niet lekker verlopen.

Nadelen

  • Kinderen zijn ook buiten school om met schoolwerk bezig.
  • De Cito-toets kan leiden tot druk en daardoor tot faalangst bij kinderen. Het is goed om hier als ouder op bedacht te zijn en mee om te gaan.
  • De meeste oefenboeken voor Cito’s en bijlesbureaus kosten geld (een goed oefenboek loopt al gauw in de honderd euro, een uurtje bijles kan 75 euro bedragen).

 

Kies voor kwaliteit

Wat je ook doet: kies voor kwaliteit. Er is op internet heel veel oefenmateriaal te vinden. Vaak gratis of in de vorm van spelletjes. Maar daarmee koop je vooral producten die juist van het echte onderwijs af liggen. Spelletjes bootsen de Cito-toetsen niet na en de meeste gratis sites zijn achterhaald of werken niet goed. Wanneer je met je kind wil oefenen voor de Cito-toetsen M6 en E6 is het belangrijk om een goed oefenboek uit te kiezen.

 

Overleg met de leerkracht

Ben je er nog niet helemaal uit? Wel of niet gaan helpen bij de Cito-toets en het voorkomen of inhalen van achterstanden? Dan is het altijd goed om met de leerkracht van je kind te overleggen. De leerkracht heeft zicht op de leerontwikkeling van je kind en kan dus prima advies geven.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Cito, Ouders

10 manieren om aan woordenschat te werken

Woordenschat is een pittig vak. Het is vrij abstract, want er zijn weinig strategieën die tot goede antwoorden leiden. Je kent een woord of je kent een woord niet. Als je een tekst leest met onbekende woorden, kun je die woorden herleiden (onder andere door de plaatjes te bekijken, verder of terug te lezen of het woord op te delen in herkenbare stukjes). Toch blijkt het in de praktijk nog een behoorlijke uitdaging om kinderen nieuwe woorden aan te leren.

Daarbij is er onderzoek gedaan naar hoe het verwerken van woordkennis werkt in de hoofden van kinderen en blijkt dat zij gemiddeld een woord zeven keer aangeboden moeten krijgen, alvorens het definitief (?) op te slaan.

Ouders willen hun kinderen graag helpen om hun woordenschat te vergroten. Maar op internet zijn weinig concrete handvaten daarvoor te vinden. Tot nu. Wij delen hierbij 9 manieren die kunnen bijdragen aan het verbeteren en vergroten van de woordenschat van jouw kind! Doe er je voordeel mee!

 

Daily challenge

Gelijk een Engelse term, terwijl het hier om Nederlandse woordenschat gaat. Toch kun je een dagelijkse uitdaging houden door je kind elke dag op zoek te laten gaan naar een woord dat hij nog niet kent. Wat is de betekenis van dat woord? Schrijf het ergens op (bijvoorbeeld in een los schriftje) en laat je kind het woord nog regelmatig herhalen.

Elke dag een woord, betekent 7 woorden in de week en ruim 350 woorden per jaar. Dat gaat dus al de goede kant op!

 

Woordveld

Een woordveld kan een woord beter verklaren, maar ook nieuwe woorden betrekken. Een mindmap en woordveld verschillen niet veel van elkaar.

Begin zelf met het woord “kasteel” en kom uit op “kantelen”, “ridders”, “hofdame” en ga zo door naar “middeleeuwen” enzovoorts.

Eén woord kan dus leiden tot heel veel nieuwe woorden. Het vertalen  van dergelijke woorden in een woordveld kan je kind niet alleen nieuwe woorden leren kennen, maar helpt ook verbanden te leggen.

 

Woordenkalender voor volgend jaar

Woorden die moeilijk zijn of de woorden uit de daily challenge, kun je verzamelen in een zelfgemaakte woordenkalender voor komend jaar. Start op 1 januari en noteer voor elke dag een woord. Maak er een tekening bij, verzin er een mop omheen of schrijf er een woordveldje bij. Alles om het woord maar in de mond (en pen) blijven nemen.

 

Nieuwe woorden bedenken

Jaarlijks worden er nieuwe woorden aan het woordenboek toegevoegd, vaak gebaseerd op hypes en de media. Waarom zou jouw kind zelf geen nieuwe woorden kunnen bedenken? Hiermee leert het woorden te koppelen, verbanden te leggen en de betekenis achter woorden te begrijpen.

 

Synoniemenkapstok

Sommige woorden betekenen hetzelfde, maar hebben toch meerdere benamingen. Hang ze aan de synoniemenkapstok! Teken een grote kapstok op een magneetveld en hang er kaartjes met magneten omheen. Welke woorden passen er deze week of maand bij elkaar?

 

Antoniemarena

En welke woorden passen juist niet bij elkaar, omdat ze het tegengestelde (antoniem) van elkaar zijn? Water en vuur, licht en donker… Mooie voorbeelden  van woorden die tegenover elkaar komen te staan. Teken wederom een arenasetting (of voetbalveld) en zet de spelers op de juiste plaats.

 

Woordenhappertje

Moeilijke woorden trainen doe je me teen woordenhappertje. Zo’n happertje vouw je makkelijk zelf. Schrijf 8 moeilijke woorden aan de buitenkant op en de betekenis aan de binnenkant.

Nog effectiever is het natuurlijk als je kind deze woordenhappertjes vanaf nu zelf gaat maken! Het leert dan gelijk de woordbetekenis kennen.

 

Memory maken

Een andere vorm die kan helpen om woorden eigen te maken is zelf een memoryspel te maken. Op kaartje 1 schrijf je het woord en op kaartje 2 de betekenis. Al kun je de betekenis ook tekenen of op een andere manier visueel maken. Het spel breidt zich uit, naarmate er meer woorden bij komen. Zo kan het spel regelmatig ververst worden en worden alle woorden met regelmaat herhaald.

Werken aan woordenschat
Het helpt om actief met woorden aan de slag te gaan. Betekenissen achterhalen en verbanden leggen dragen bij aan het eigen maken van elk woord.

30 seconds met woordenschat

Ken je het spel 30 seconds? Het idee leent zich prima om moeilijke woorden te leren kennen! De Junior-variant bevat ook veel woorden die kinderen in de basisschoolleeftijd zouden moeten kennen. En je kan natuurlijk altijd zelf kaartjes maken.

 

Moeilijke woorden vereeuwigen in kunst

Kunst kan goed blijven hangen. Laat je kind om de meest moeilijke woorden een kunstwerk maken. Lijst het in en hang het goed op, zodat er een woordbeeld ontstaat. Deze moeilijke woordenkunst werkt ook goed bij beelddenker. Zij zien de woorden dan letterlijk voor zich.

Weet een kind niet wat een woord betekent? Dan is het zaak om de betekenis eerst op te zoeken. Een win/win situatie dus…

Woordenschat
Een combinatie van woordveld, kunst en memory kan helpen om woordenschat te visualiseren en beter onder de knie te krijgen.

Hoe werk jij aan woordenschat bij je kinderen? Laat een reactie achter!

 

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Taal

Met Sprongen Vooruit in de rekenles

In steeds meer scholen is Met Sprongen Vooruit te zien. Met Sprongen Vooruit betreft een wetenschappelijk bewezen rekenprogramma dat rekenen ondersteunt en aanleert door middel van allerlei spelletjes.

Met Sprongen Vooruit is uitgegeven door het Menne Instituut in Baarn en betreft een spelletjeskast, een spelletjesboek (horende bij de spelletjes in de kast) en een cursus. Deze producten zijn op drie niveaus te verkrijgen: onderbouw, middenbouw en bovenbouw.

Leerkrachten die een cursus volgen krijgen het spelletjesboek daarbij. De kast met materialen moet los worden besteld.

 

Wat is Met Sprongen Vooruit?

Met Sprongen Vooruit is geen eigen rekenmethode, maar kan wel dienen om onderdelen in de rekenmethode leuker en speelser te maken. Een les over breuken kan bijvoorbeeld vervangen worden door een spel als Vlaaien Snaaien of Bij De Ratten Af.

De inzet van Met Sprongen vooruit kan tijdens de rekenles zijn, als opening van de les of als afsluiting ervan. Het kan ook dienen om de rekenles te steunen en voor afwisseling te volgen. In plaats van som 2 en 3 schuiven kinderen beurtelings aan voor een spel, om op die manier al doende de rekenstrategie eigen te maken en te trainen.

Alle rekenleerlijnen komen aan bod  bij Met Sprongen Vooruit. Met andere woorden: elk rekendoel is gevangen in een spel (al dan niet uit de kast of uit het boek).

 

Julie Menne van het Menne Instituut

Uitgever van Met Sprongen Vooruit is het Julie Menne Instituut BV in Baarn. Julie Menne profileert zich als de auteur van de boeken en bedenker van de spelletjes. Zij is voorheen verbonden geweest aan het Freudenthal Insituut, dat zich ook met rekenen bezighield. Julie Menne schreef diverse artikelen over rekenonderwijs en heeft zich hierop gespecialiseerd.

Met sprongen vooruit

Voordelen van Met Sprongen Vooruit

Waarom zou je Met Sprongen Vooruit in de klas moeten hebben? Een groot aantal voordelen sommen we graag voor je op:

  • Met Sprongen Vooruit laat kinderen direct rekenen, zonder dat ze dat in eerste instantie door zullen hebben.
  • Door de spellen te gebruiken zijn kinderen in realistische situaties aan het rekenen en kunnen ze niet anders dan hun vaardigheden toepassen en uitbreiden.
  • Kinderen beleven heel veel plezier aan de spellen in Met Sprongen Vooruit, waardoor voor sterke én zwakke rekenaars het rekenonderwijs een totaal andere beleving wordt.
  • Er zitten zoveel diverse spellen in Met Sprongen Vooruit dat er voor elke les en elke rekenleerlijn wel passende spellen te vinden zijn.
  • De spellen zijn in te zetten tijdens de reguliere les, maar ook te doen als vorm van een circuitje. Kinderen vinden het vaak ook leuk om aan het einde van de dag nog specifieke spelletjes uit Met Sprongen Vooruit te doen.
  • De materialen zien er goed verzorgd uit en zijn makkelijk bij en na te bestellen.
  • Bij de materialen kun je als leerkracht een cursus volgen die je nog meer inzichten zal verschaffen over het rekenonderwijs. Deze updatecursus laat je met andere ogen naar de rekenlessen kijken en helpt je om “voorbij de doelen” te kijken en kinderen nog verder te brengen.

 

Voorbeelden van spelletjes

Om je een idee te geven van de spelletjes in Met Sprongen Vooruit, zetten we er hier enkele op een rijtje.

Vlaaien snaaien

Het doel is om als eerste twee complete vlaaien te hebben. Je mag een vlaai pakken die op je kaartje staat, maar het kan ook zijn dat je vlaaipunten af moet staan of moet ruilen.

Kommasnelweg

Het op de goede volgorde leggen van kommagetallen kan leiden tot een reeks van vier opeenvolgende kommagetallen. Dan heeft de speler één snelweg. De speler met de meeste snelwegen wint het spel.

Kwetteretet

Kwartetten met breuken, kommagetallen, percentages en verhoudingen maakt de rekenfeiten inzichtelijk. ¼ staat gelijk aan 1 op de 4, 25% en 0,25. Dat hoeven kinderen dan dus nooit meer te vergeten.

Voor een volledig overzicht van spelletjes, zie de website van Met Sprongen Vooruit: www.metsprongenvooruit.nl

 

Rekenmethodes en Met Sprongen Vooruit

Dat de spellen in Met Sprongen Vooruit werken mag wel blijken uit het gegeven dat steeds meer lesmethodes Met Sprongen Vooruit integreren in hun lesmethode. Onder meer Pluspunt en De Wereld in Getallen gebruiken de spelletjes van Met Sprongen Vooruit als afwisseling in de lessen.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Rekenen

Ren je rot tijdens je overhoring!

Hoe leuk is het om een overhoring totaal anders aan te pakken? Leerkrachten, berg die toetsen maar op en ga met de klas naar buiten.

Het spel ‘Ren je rot!’ leent zich uitstekend voor een overhoring. Zorg er van tevoren wel voor dat je je overhoring in een meerkeuzetoets hebt veranderd. De rest van het spel is relatief eenvoudig!

Hieronder volgt een stappenplan om ‘Ren je rot!’ voor te bereiden voor een buitenles.

 

Stap 1: de toets

Zorg dat je zelf de toets hebt aangepast naar een meerkeuzetoets.

 

Stap 2: het speelveld

Teken op het speelplein met krijt vier vakken (of het aantal dat je nodig hebt naar het aantal keuzes dat kinderen bij een vraag hebben).

Het schoolplein leent zich prima voor een overhoring.
Het schoolplein leent zich prima voor een overhoring.

Stap 3: stel de kinderen neutraal op

Stel de kinderen voor de keuzevakken op en leg de bedoeling van het spel uit. “Ik lees straks een vraag voor met vier antwoordmogelijkheden. Denk jij dat A het juiste antwoord is? Dan ren je naar vak A. Bij B naar B enzovoort.”

 

Stap 4: houd de scores eventueel bij

Is het belangrijk dat de toets ergens wordt genoteerd? Hou dan bij waar de kinderen per vraag voor kiezen (al zal de groepsdruk ze op andere ideeën dan hun eigen ideeën kunnen brengen, wat ook weer een heel mooie les is!) of laat dit bijhouden doen door een van je klassenouders

 

Stap 5: begin met de vragen

Noem de vragen voor en laat de kinderen zich rot rennen naar het juiste antwoord.

 

Stap 6: geef een terugkoppeling

Hou de kinderen niet te lang in spanning en geef zo snel mogelijk een terugkoppeling van de gegeven antwoorden. Wat was juist? Op die manier hoef je dat niet aan het einde te doen.

 

Enthousiast over ‘Ren je rot!’ bij een overhoring? Laat dan weten hoe jij het spel toepast in jouw onderwijspraktijk.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Hacks

De kracht van ouders in de klas

Wie kent ze niet? De voorleesvader, de luizenpluismoeder, de kluspapa en de leesmama? Allemaal ouders die een rol vervullen in de school van hun kinderen.

Een school die betrokken ouders kan inzetten voor dergelijke activiteiten heeft het goed voor elkaar. De leerkrachten hebben het immers druk genoeg en komen – dankzij deze hulpouders – toe aan de kern van hun vak: lesgeven, kennis overdragen en kinderen helpen in hun ontwikkeling.

Steeds vaker zijn er ook klassen die ouders een rol toebedelen. Zo zijn er klassenmoeders, die vanuit de leerkracht het eerste aanspreekpunt zijn naar de andere ouders, maar worden er ook vaak ouders gesignaleerd die een directe rol binnen het leren vervullen. Je zou kunnen zeggen dat deze ouders de rol van de onderwijsassistent op zich nemen.

Het zijn ouders die dictees afnemen, die met kleine groepjes kinderen rekenen of die een cursus Spaans geven aan kinderen die wat meer uitdaging behoeven.

Mits zinvol ingezet zijn deze ouders een zeer krachtig middel om het onderwijs in de klas naar een hoger level te tillen. Anderzijds vraagt dit wel het een en ander. De leerkracht moet het zien zitten om zijn domein te delen met de ouders van de kinderen in zijn klas. En de ouders moeten in staat zijn te kunnen luisteren naar de leerkracht.

Een discussie met juf of meester omdat de moeder van Harry het beter vindt om de staartdeling op haar manier uit te leggen dan die in de methode, kan natuurlijk niet voor de klas plaatsvinden. Dat vraagt dus om aanpassingsvermogen van de moeder van Harry (want een dergelijke kwestie kan ongetwijfeld besproken worden, maar dan wel onder vier ogen) en een juf of meester die consequent is en op haar strepen staat.

Helaas komt het voor dat de roedel hulpouders de klassenleraar overrompelt en bijna letterlijk omver loopt. Probeer dan de macht in de klas nog maar eens terug te krijgen!

De moeder van Jochem helpt een handje met de biologieles bij juf Roos.
De moeder van Jochem helpt een handje met de biologieles bij juf Roos.

Wanneer je op school het gebruik van ouders voor vaste taakjes in de klas wil aanmoedigen, doe je er goed aan dit gedegen voor te bereiden. Dat begint eigenlijk al aan het begin van het jaar. De leerkracht stelt dan het beste vast wat hij of zij van de ouders wil. Waar helpen ze bij? Wat kan de leerkracht uit handen geven en wat doet de leerkracht zelf? Zo ontwikkelt de leerkracht kaders waarbinnen hij of zij zich nog prettig voelt.

Daarna kan geïnventariseerd worden welke ouders oren hebben naar een rol binnen de klassenmuren. Het beste kan op een startgesprek worden gevraagd naar talenten (want de vader van Diego is Spaans en kan prima een Spaanse cursus verzorgen voor de plusgroep en de moeder van Desi is techneut en vindt het leuk om op de woensdagmiddag bij te springen bij de lessen practicum voor natuur en techniek), waarna een mooie verdeling wordt gemaakt.

De juf of meester kan vervolgens een overleg plannen, waarin de verwachtingen en afspraken helder worden gemaakt. Zodra dit allemaal in kannen en kruiken is kan door de hele klas geprofiteerd worden van de vele extra handen in de klas.

Oh ja, ook is het wel handig om van tevoren even te polsen of Harry het wel zo prettig vindt dat zijn moeder drie ochtenden met zijn groepje komt rekenen…

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Ouders